MijnTuin.org
Wil je gepersonaliseerde informatie ontvangen over jouw tuin?
Heb je reeds een MijnTuin.org account? Aanmelden
Registreer je nu gratis!
Foto: Pompoen (algemeen) Pompoen (algemeen) Pompoen (algemeen) +Pompoen (algemeen)

Groeit in 8033 tuinen

Latijnse naam
Cucurbita sp.
Hoogte
10 - 66 cm
Kleur
Winterhard
Neen
PH
Kalkrijk, Neutraal, Zuur
Vochtigheid
Normaal, Vochtig
Licht
Zon, halfschaduw
Evergreen
Bladverliezend
Planten tags

Algemene omschrijving

Pompoenen, kalebassen en courgettes zijn afkomstig uit Zuid-Amerika of uit Azië. In dat geslacht vind je vruchten met de dolste vormen en kleuren terug, die al dan niet eetbaar zijn. Er bestaat nogal wat verwarring over de namen. De aanduiding pompoen kan met de vorm te maken hebben en gaat dan over 3 soorten, C. maxima, C. pepo en C. moschata. De naam pompoen wordt ook gebruikt als verzamelnaam. Er wordt dan een onderscheid gemaakt tussen zomerpompoenen (courgette, een aantal kleinere pompoenvormen en patisson) en winterpompoenen (reuzenpompoen, spaghettipompoen en sierkalebas).

1. Plant

De eetbare pompoen is een indrukwekkend, kruidachtig gewas. De meeste pompoensoorten hebben een rankende groeiwijze. De stengels of ranken verspreiden zich over de grond en kunnen nieuwe wortels vormen. Het zijn klimstengels voorzien van hechtranken.
Pompoenbladeren zijn groot en niet erg ingesneden. Ze vormen eerst enkele grote, gele mannelijke (met langere steel) en vervolgens vrouwelijke bloemen (met kortere dikke steel). Na bevruchting ontstaat een min of meer bolvormige vrucht uit het ronde vruchtbeginsel onder aan de vrouwelijke bloem. Als ze rijp is, vormt ze een harde schil. Het vruchtvlees wordt met of zonder schil gebakken, gefrituurd, als soepgroente verwerkt of in confituur gebruikt. Voor de liefhebber zijn de pitten een echte delicatesse. De bloemen worden ook graag gegeten en zijn heel decoratief. De pompoen is een prettige wintergroente. De teelt vraagt weinig tijd en heeft praktisch altijd een goede opbrengst.

2. Teeltwijzen

Je kan pompoenen wat vroeger of wat later zaaien maar de teeltwijze blijft nagenoeg gelijk. Pompoen laat zich goed in potjes zaaien. Ter plaatse zaaien is ook mogelijk maar houdt meer risico’s in zoals slakkenvraat of slechte opkomst. Let er dan ook op dat de grond niet te nat staat.
Vanaf eind april, begin mei kan je zaaien in potjes of perspotjes binnenshuis of onder koud glas. Zaai 1,5 tot 2 cm diep in een luchtig grondmengsel. Een temperatuur van ± 20°C volstaat. Na enkele dagen komen lichtgroene kiemlobben tevoorschijn. Als het plantje twee of drie echte bladeren heeft, is het tijd om uit te planten. Dat gebeurt normaal drie weken na het zaaien.

Vanaf half mei kan je buiten uitplanten. Enkele dagen afharden is gewenst. De plantafstand is ongeveer 1 x 2 m.
Buiten zaaien in potjes kan ook, maar dan bescherm je de potjes tegen vorst en koude. Dat kan met een glazen potje dat je over de gezaaide pitten plaatst. Van zodra de plant enkele echte bladeren heeft, bescherm je de plant enkel ’s nachts nog.
Ter plaatse zaai je een drietal zaden bij elkaar in een driehoekje. Laat alleen de beste plant staan.

Pompoenen zijn heel geschikt voor kleinere tuintjes: je kan een plant omhoog binden langs touwen. In het begin moet je de ranken wel leiden. Dat doe je door ze voorzichtig rond de gespannen koorden te winden. Als de planten goed gesteund zijn, zullen de vruchten niet afsterven. De tekening toont een beproefd en eenvoudig voorbeeld van een koordenconstructie met houten palen.

Pompoenplanten zijn decoratief. Je kan ze een plaatsje geven in de siertuin. Je kan ze op een muur, een schuin of een plat dak leiden, op een houtstapel of om puinafval te verbergen.

3. Rassen

Pompoenen vind je in alle maten, smaken, gewichten en kleuren.
We verdelen ze in 4 grote groepen: reuzenpompoen, kleinvruchtige rassen, muskaatpompoen en spaghettipompoen.

a. Reuzenpompoenen (C. maxima)

Reuzenpompoenen brengen enorme vruchten voort die je, eens opengesneden, onmogelijk op tijd kan verwerken. Doorgaans is de smaak maar matig en bewaren ze niet lang.
- Gele Reuzen is de toepasselijke naam van het meest bekende ras. Wordt ook genoemd: Dikke Gele Parijse, Gele Centenaar of Franse pompoen. De vorm is rond afgeplat en vruchten van 10-20 kg zijn heel gewoon. Prijskampkwekers pronken met exemplaren van meer dan 100 kg! Liefhebbers willen er nog wel eens jam van maken.
- Helrode van Etampes heeft een helrode kleur en is afgeplat en sterk geribd.
- Jack o’ Lantern is de klassieke feloranje halloweenpompoen.

b. Kleinvruchtige rassen

Enkel de grootte van deze pompoenen is een gemeenschappelijk kenmerk. Ze zijn namelijk kleiner dan de reuzenpompoenen. Smaak, vorm en kleur kunnen behoorlijk verschillen.
De meeste kleinvruchtige pompoenen zijn op vele gebieden superieur aan de reuzenpompoenen. Het is vooral onder impuls van de biologische telers dat zij in Europa voorkomen. Ze hebben een gewicht van hoogstens 20 kg. De smaak is veel voller, zoeter ook en het vruchtvlees heel wat vaster dan bij de reuzenpompoen. Ze hebben een lager vochtgehalte. Daardoor bewaren ze veel beter en kan je zo’n pompoen in de keuken in één of twee keer wel verwerken.

Hokkaïdopompoen (C. maxima), ook wel Japanse pompoen, zoete pompoen of potimarron, is de typische vertegenwoordiger van deze kleinvruchtige rassen. Het is een pompoen met geeloranje vruchtvlees, met een doorsnede van ongeveer 25 cm en een gewicht van 1 tot 4 kg. De kleur van de schil kan variëren van geel, over groen, tot zwart. Ze zijn erg lekker.

Oorspronkelijk groeide de Hokkaïdopompoen niet in onze streken. Het was pas in 1957, nadat de Japanse professor Georges Ohsawa enkele zaden van het eiland Hokkaïdo (Japan) naar Europa meegebracht had, dat deze plant onze streken begon te veroveren en zich werkelijk perfect aan ons klimaat aanpaste. De oorspronkelijke Hokkaïdo is grijsgroen, haast metaalachtig van kleur, glad, bijna rond met een spitse uitstulping naar de dikke vleesachtige steel toe.
De vruchten kunnen gladhuidig zijn of met ingezonken naden en zelfs ook wel eens gebult. De vorm kan hoogrond of meer peervormig zijn, ze kunnen bij uitzondering zelfs platrond zijn. Ze komen allemaal in aanmerking om de naam Hokkaïdopompoen te dragen. Als een Hokkaïdopompoen groter wordt, waterachtiger en minder vast, betekent dit dat er een kruising is ontstaan met een andere pompoen.

Enkele Hokkaïdorassen
- Groene Hokkaido: donkere, grijsgroene, heel aangenaam smakende pompoen
- Oranje Zon of Red Kuri: ronde, oranjekleurige vrucht
- Kabosha: groene pompoen met oranjekleurig, zoet vruchtvlees.

Hubbardpompoenen (C. maxima) hebben de vorm van een rugbybal en zijn ontwikkeld in Noord-Amerika
- Hubbard Blue: een ras met een blauw-grijs gebobbelde oppervlakte. Matige smaak, vooral geschikt voor soep. Goed bewaarbaar.
- Hubbard Golden: oranje-rode variante van de Hubbard Blue.

Enkele andere kleinvruchtige rassen:
- Buttercup (C. maxima): goede bewaarpompoen, iets afgeplat, rond tot iets hoekig. Donkergroene kleur met lichtgroene strepen en een tulband. Boter¬zacht en zoet oranje vruchtvlees.
- Pomme d’Or (C. pepo): kleinvruchtig ras, smaakt zoals artisjok. Rijp als de schil oranjekleurig is. Goed te bewaren.
- Marina di Chioggia (C. maxima): donkerblauwe pompoen met bulten.
- Baby Boo: kleine witte vruchtjes. Bescheiden plantengroei en daarom heel geschikt voor kleine tuintjes.
- Olijfpompoen: ovaal en laat.

c. Muskaatpompoenen (C. moschata)

Muskaatpompoenen hebben recent hun intrede gedaan in meer noordelijke gebieden. In Zuid-Europa is de Musquée al veel langer in trek. Ze hebben een fijne smaak en zijn daarom zo aantrekkelijk.
- Sweet Dumpling: groen-wit-gestreepte en kleine pompoen met klimmende groeiwijze. De vruchten zijn zeer zoet met kwetsbaar oranje vruchtvlees.
- Butternut: langwerpige, beige vrucht met buikje. Goed bewaarbaar.
- Royal Acorn: kleine, eikelvormige pompoen, met notensmaak, diameter 15 cm , donkergroene wratachtige schil en oranjekleurig vruchtvlees.
- Musquée de Provence (ook Muscade genoemd): grote, donkergroene pompoenen met uitgesproken ribben. Okerbruin bij rijpheid.
- Musquée de Naples: langwerpige vrucht met buikje, donkergroen met gele strepen, oranjegeel vruchtvlees.
- Musquées de Nice
- Sucrine du Berry: donkergroene schil, geeloranje zoet vruchtvlees.

d. Spaghettipompoen of Cheveux d’ange

(C. pepo)
Ook eigenaardig is de spaghettipompoen. Die dankt haar naam aan het draderig vruchtvlees dat wat lijkt op spaghetti. De vruchten kook je in hun geheel gedurende 20 minuten. Daarna snij je ze open en haal je de spaghettiachtige draden er met een vork uit.
Het is een matig rankende pompoen. De vruchten zijn ovaal en witachtig van kleur tot lichtgeel bij rijpheid. De schil is eerder zacht. Ze zijn goed te bewaren en worden verwerkt in jam. De spaghettipompoen behoort tot dezelfde soort als de courgette.

Lady Godiva is een naaktzadige pompoen. Je kan de zaadjes dus makkelijk eten of verwerken. Zaai ondiep op een zonnige plaats en oogst als de vruchten helemaal geel zijn. Was de zaden, droog ze af en laat ze drogen bij 18-20°C. Bewaar ze in het donker, niet luchtdicht.
Pompoenzaden zijn een lekkernij na roosteren, als borrelhapje of verwerkt in een slaatje.

4. Bodem en bemesting

Pompoenen willen op alle gronden groeien. Behalve op zure zandgrond met een pH(KCl) lager dan 5,7. Voor organische bemesting zijn ze wel erg dankbaar. Ze worden dan ook vaak naast of zelfs boven op composthopen geplant, die ze dan in een mum van tijd met hun bladeren bedekken. In vollegrond worden ze dikwijls gezaaid of geplant in een kuiltje dat met compost werd opgevuld. Omdat ze veel water verdampen, is een goede vochtvoorziening belangrijk.

5. Teeltzorgen

In het begin is er veel onbedekte grond die onkruidvrij gehouden moet worden omdat de plantafstand groot is. Flink hakken en mulchen is de boodschap. Dat hakken is niet zo moeilijk omdat de plantjes niet erg in de weg staan. Je kan dus pompoenen planten op een stuk grond waar je sterke hergroei van onkruiden verwacht. Je hebt immers in het begin alle gelegenheid die onkruiden aan te pakken. Later overgroeit het pompoenenloof de hele oppervlakte.
Pompoenen worden in principe niet gesnoeid. Soms wordt wel eens een snoeiwijze beschreven, maar de meeste bronnen zeggen wat ook de praktijk uitwijst: snoeien is niet nodig. Behalve natuurlijk als de groei uit de hand loopt en het pompoengewas het gazon gaat veroveren of een andere groente dreigt te overwoekeren. Snoeien is ook nodig als je aan een wedstrijd voor de grootste pompoen wil deelnemen, want dan mag je maar 1 vrucht per plant laten uitgroeien.
In de bladoksels komen veel felgele bloemen, eerst enkele mannelijke en na een tiental dagen ook vrouwelijke. De vrouwelijke bloemen hebben onderaan al een klein pompoentje zitten. Lang niet al die vruchtbeginsels groeien tot pompoenen uit. Per plant ontwikkelen zich enkele vruchten.

6. Oogst

De oogst van pompoenen valt in september en oktober. Te vroeg geoogst smaken ze flauw en bewaren ze slecht.
Anderzijds moeten ze in ieder geval binnen zijn voor de eerste nachtvorst want daar kunnen ze absoluut niet tegen. Of een pompoen rijp is kan je het best zien aan de steel van de vrucht. Als die rimpelig wordt, groeven of droge barstjes gaat vertonen, is de pompoen rijp. Dan snij je de stengel door ergens dicht bij de steel. Dat is veiliger dan de steel zelf door te snijden of de steel van het gewas te trekken. Want een pompoen met een uitgescheurde steel, zal je niet lang bewaren. Probeer te oogsten in droge omstandigheden en de vruchten niet te kneuzen of te kwetsen.

7. Bewaring

Alleen rijpe, onbeschadigde pompoenen zijn goed te bewaren. Plekken op de schil zijn een slecht voorteken. Het is namelijk de keiharde schil, die het vruchtvlees en het zaad zal behoeden voor bederf en al te grote uitdroging. Laat de pompoenen eerst goed drogen. Dat kan in huis of in de definitieve bewaarplaats als die maar goed verlucht is. Door het drogen wordt de schil nog harder. Na één tot drie weken borstel je het zand van de pompoenen en verhuis je ze naar hun bewaarplaats: bv. de zolder of een garage. Om goed te bewaren is een temperatuur van 8 tot 12°C nodig in een vrij droge ruimte. Kurkdroog is dan ook weer niet goed, want dan drogen de pompoenen uit. Als de ruimte te vochtig is, smeer je de pompoenen met olie in. Een goed bewaarras kan tot in mei goed blijven. Eens opengesneden, bewaart een pompoen nog enkele dagen op een koele plaats.
Pompoenen die bij de oogst nog niet helemaal rijp zijn, rijpen vaak nog verder als ze al geplukt zijn. Deze zijn pas op hun lekkerst in januari.

8. Zaadteelt

Vele tuiniers gebruiken zaad dat ze uit een of andere mooie pompoen halen. Dat geeft niet zulke slechte resultaten. Maar een zuiver ras behouden is op die manier niet mogelijk. Pompoenen worden door insecten bestoven. Ze kruisen gemakkelijk, niet alleen met andere pompoenrassen, maar ook met andere komkommerachtigen. Om raszuiver zaad te bekomen, moet je dus verhinderen dat er stuifmeel van een ander ras of soort op de stamper van een vrouwelijke bloem terecht komt. Daarom bind je heel voorzichtig rond alle vrouwelijke bloemen een fijn gaas. Als een bloem open gaat, neem je het gaas even weg. Vervolgens pluk je een mannelijke bloem en neem je de kelkbladen eraf. De meeldraden breng je dan in aanraking met de stamper. Na deze kunstmatige bevruchting wordt de bloem weer met gaasdoek omwonden, tot ze verwelkt is. Hetzelfde doe je met andere bloemen totdat je merkt dat twee of drie vruchten zich beginnen te ontwikkelen. Vrouwelijke bloemen die zich dan nog ontwikkelen, haal je weg. Oogst en bewaring verlopen verder zoals gewoonlijk. Wacht niet te lang om zo’n pompoen op te eten, zodat je het zaad nog tijdig kan drogen.
Je kan het zaad van het vruchtvlees scheiden door het te laten drogen op een stuk krant, of door alles herhaaldelijk te wassen. Het vliesje rond het zaad mag je eraf wrijven. De platte zaden en de kleintjes kan je meteen weggooien.

9. Ziekten en plagen

Pompoenen worden over het algemeen minder aangetast door belagers dan de andere komkommerachtigen of ondervinden er in ieder geval minder schade van. Een overzichtje van mogelijke aantastingen vind je bij Ziekten en plagen bij de komkommerfamilie, p. 545.
Te duchten vijanden van jonge pompoenplantjes zijn slakken. In een nat voorjaar zijn ze in staat alle plantjes op te vreten.
 

Uit: Handboek Ecologisch Tuinieren, Velt

Berichten over deze plant