Het ABC van een vruchtbare grond
door Eddy Geers
Bodemvruchtbaarheid is het vermogen van de bodem om een plant van de nodige voedingsstoffen te voorzien. De bodemvruchtbaarheid wordt bepaald door de chemische, fysische en biologische eigenschappen van de bodem. Enkele voedingsstoffen kunnen vrij gemakkelijk opgenomen worden door de plantenwortels, terwijl andere stoffen slechts gering beschikbaar zijn. Dit verschil wordt veroorzaakt door een groot aantal chemische processen, de eigenschappen van de voedingsstoffen en de fysische eigenschappen van de bodem.
A. ZUURGRAAD
De zuurgraad (pH) van de bodem is één van de factoren die bepalend zijn voor de bodemvruchtbaarheid in uw tuin. De zuurgraad beïnvloedt de opname van de voedingsstoffen via de wortels en bepaalt mee de structuur van de grond. Een juiste pH is van levensbelang voor een gevarieerd en actief bodemleven.
De vraag welke pH ideaal is, kan niet zomaar beantwoord worden. De optimale zuurgraad is immers afhankelijk van de plantensoort en van de grondsoort. De meeste planten verkiezen een licht zure grond (pH tussen 5,5 en 7). Maar zuurminnende planten zoals azalea’s en rododendrons voelen zich het best bij een pH tussen en 4,0 en 5,5. Kalkminnende planten zoals buxus en lavendel daarentegen verkiezen een licht alkalische bodem (pH tussen 7,0 en 7,5).
Aangezien bodems van nature verzuren door de vertering van plantenresten, maar ook door zure regen en het gebruik van chemische meststoffen, is het voor een optimale plantengroei meestal noodzakelijk om de pH van de bodem te verhogen. De pH kan verhoogd worden door de toepassing van kalk.
B. BODEMSTRUCTUUR
Stevige en gezonde wortels zijn van vitaal belang voor een goede groei van planten. Een aanplanting kan slechts slagen wanneer de wortels snel opnieuw beginnen te groeien zodat de planten zich binnen de kortste keren kunnen verankeren. Daarom is het van belang een optimale bodemstructuur te creëren die de plantenwortels van voldoende zuurstof en water voorziet.
Klei- en leemgronden voeren na regenval het water vaak slecht af. De grond slempt dicht. De planten krijgen onvoldoende lucht en zuurstof, en zijn daardoor minder goed gewapendtegen allerlei ziektes. Zandgronden daarentegen bevatten onvoldoende humus en zijn daardoor niet in staat om voldoende vocht en voedingsstoffen vast te houden. De planten lijden dorst en blijven op hun honger.
Volle grond: Om een kruimelige bodemstructuur te bekomen, moet je voldoende organisch materiaal inwerken. Hiervoor kan je een aantal producten gebruiken. Verse materialen zoals koemest, paardenmest of compost komen hiervoor in aanmerking maar zijn volumineus en bevatten vaak onkruidzaden en ziektekiemen. Een alternatief zijn gedroogde organische producten. Deze producten hebben een warmtebehandeling ondergaan waardoor ze vrij zijn van ziektekiemen en onkruidzaden. Gebruik hiervan 1,5 kg/10 m² (op een goede grond) tot 3 kg/10 m² (op een slechtere grond).
C. VOEDINGSTOESTAND
Indien de voedingstoestand van de bodem niet optimaal is kan u deze op peil brengen door een bemesting uit te voeren.
De organische meststoffen zijn opgebouwd uit selectief gekozen organische (dierlijk en plantaardig) en minerale grondstoffen. Een eerste selectiecriterium is het bekomen van een langdurige werking van de meststoffen, tot minstens 100 dagen. De voedingsstoffen komen geleidelijk vrij wat resulteert in een gelijkmatige groei en bloei zonder verbrandingsgevaar.
Bovendien stimuleren de organische meststoffen en bodemverbeteraars het aanwezige microbieel leven in de bodem. Samen met de unieke werking van de organische fosforbronnen zorgt dit voor een betere beworteling en dus sterkere planten. Voor een goede ontwikkeling heeft elke plant de drie belangrijkste voedingselementen nodig, namelijk stikstof (N), fosfor (P) en kalium (K).
Stikstof is belangrijk voor de groei van bladeren en stengels
Fosfor is onmisbaar voor een goede wortelontwikkeling en een rijke bloei
Kalium is noodzakelijk voor de bloem- en vruchtvorming en een goede weerstand tegendroogte, koude en ziekten. Doordat de ene plant uitbundig bloeit en de andere zeer bescheiden, het ene gewas vruchten vormt en het andere (bijna) niet, is de behoefte aan stikstof, fosfor en kalium voor elke plant verschillend.
Alle notities
Reageer