MijnTuin.org
Wil je gepersonaliseerde informatie ontvangen over jouw tuin?
Heb je reeds een MijnTuin.org account? Aanmelden
Registreer je nu gratis!
Foto: Koolrabi +

Groeit in 1250 tuinen

Latijnse naam
Brassica oleracea var. gongylodes
Hoogte
1 - 50 cm
Planten tags

Algemene omschrijving

De stengel van deze koolsoort is boven de grond plaatselijk tot een knol verdikt. De oude Vlaamse naam voor deze groente is raapkool. De verwarring met koolraap waarvan de verdikte wortel half onder de grond zit, ligt voor de hand. Daarom wordt nu algemeen met de in oorsprong Duitse naam koolrabi gewerkt.
Koolrabi is in de 16e eeuw al ontstaan uit mergkool, dit is een koolsoort met een lange stam, zoals boeren¬kool, die echter sterk verdikt is. Mergkool is nog steeds in gebruik als veevoeder.

Hoewel de groente bij ons al lang gekend is, is ze nooit echt doorgebroken. In Duitsland wordt ze wel veel gegeten. In de jaren ‘70 begonnen de Nederlanders, gevolgd door de Belgen, op bescheiden schaal koolrabi te kweken. Voor de liefhebber is koolrabi een interessante groente. De knollen hebben een fijne smaak, die dicht bij die van bloemkool aanleunt. In de keuken hebben ze allerlei toepassingen: gestoofd, gevuld, in soep, rauw in salade of als cocktail¬hapje. Ook het jonge blad is niet te versmaden.

1. Plant
De knol van de koolrabi is het sterk verdikt onderste stengelgedeelte, platrond tot ovaal van vorm. Het stukje onverdikte stengel onder de knol is de voet. De enkelvoudige bladeren staan verspreid op de bovenste helft van de knol. Blad en knol zijn ofwel bleekgroen, ofwel blauwviolet. De hele plant is overdekt met een zeer fijne, witachtige waslaag. Koolrabi bezit slechts een klein en niet diepgaand wortelstel.

2. Teeltwijzen
Te lage temperaturen tijdens de opkweek veroorzaken later doorgeschoten planten. De herfstteelt is daarom het makkelijkst.

Vroege teelt
De minimumtemperatuur waarbij je kan zaaien is 15°C, 16 tot 20°C is beter. In maart kan dat alleen binnenshuis of onder verwarmd glas. Perspotjes zijn het meest geschikt. Na een weekje afharden kan je dan planten in april.

Zomerteelt
De zaaibeurten van half april tot half juni voer je het best onder plat glas uit om alle schietneigingen de kop in te drukken. Drie tot vier weken na het zaaien kan je buiten uitplanten. De droogte kan deze teelt veel parten spelen. De oogst valt in juli en augustus.

Herfstteelt
Wat na half juni gezaaid wordt, noemen we herfstteelt. Je kan ter plaatse zaaien tot half juli, elke 5 cm een zaadje en uitdunnen tot op 25 cm. Ofwel zaai je op een zaaibed tot eind juli om ten laatste half augustus uit te planten. In beide gevallen oogst je in september en oktober.
Onder koud glas kan je nog planten tot eind augustus.

3. Rassen
Er zijn witte en blauwe rassen. Met wit wordt een bleekgroene knol met groen blad bedoeld; met blauw een violetkleurige knol met groenviolet blad. Binnenin zijn beide soorten wit. De groene kool¬rabi is veel meer in trek dan de blauwe. Nochtans wordt de blauwe door insiders lekkerder en productiever bevonden. De teeltduur van de blauwe is verder ietsje langer en hij vormt iets meer blad. In de beroepsteelt blijkt de blauwe niet gewenst. Veel koolrabi wordt namelijk geschild, in frites gesneden en diepgevroren naar Duitsland geëxporteerd. Kleine stukjes achtergebleven blauwe schil vallen dan onmiddellijk op en bederven het uitzicht. Lichtgroene stukjes schil zie je haast niet. Voor amateurtuiniers is dat natuurlijk geen argument om de blauwe rassen opzij te schuiven.

De oude rassen Wener Witte en Wener Blauwe vind je overal. Ze worden snel houtachtig en barsten ook gemakkelijk. Trero (wit, vroeg en zomer), Lanro (wit, herfst) zijn in een paar catalogussen terug te vinden. Een speciaal ras reuzenkoolrabi is het Duitse Superschmelz, dat tot 10 kg zwaar wordt zonder erg vezelachtig te worden.
Delicatess blauw en Delicatess wit zijn geschikt voor vroege, zomer en herfstteelt. Daarnaast zijn voor de particulier ook enkele hybride rassen op de markt: Kossak F1, Trero F1, en de paarse Kolibri F1.

4. Standplaats
Koolrabi kan je op alle gewone tuingronden met goed gevolg telen. Alleen zware gronden zijn minder geschikt, en zure gronden voldoen niet. Vooral een goede vochtvoorziening is van belang. In gronden met goede humusgehaltes is dat geen probleem.
Een gewone, goede compostgift voldoet dan ook.

5. Opkweek
De zaadjes van koolrabi zijn opvallend kleiner dan die van andere koolgewassen. Uit 1 g zaad moet je 150 bruikbare planten kunnen kweken. Bij voorkweken gaat de voorkeur uit naar perspotjes. Zaaien op een zaaibed gaat ook, maar bij het uitplanten is het lastig de plantjes op de juiste diepte te zetten. Als je ze iets te diep zet, ontwikkelt de knol zich gedeeltelijk in de grond, waardoor hij vatbaarder wordt voor ziekten en onderaan vlugger een ruwe schil krijgt. Ter plaatse zaaien is voor de herfstteelt de beste oplossing, al moet de grond dan iets vroeger vrij zijn.

6. Teeltzorgen
Door haar pover wortelgestel komt koolrabi in droge perioden in de problemen als je niet gaat gieten. Vooral als het knolletje zo’n 3-4 cm dik is, heeft de plant veel water nodig. Bij watertekort gaat zij dan vezels vormen waardoor zij later barst en opensplijt. Geef vlak voor de oogst zeer voorzichtig water om het scheuren van de knol te vermijden. Schoffelen en daarna de bodem bedekken helpt de grond fris te houden.

7. Oogst en bewaring
De knollen worden boven de grond met een mes afgesneden of met een snoeischaar afgeknipt. Je mag ze niet te dik laten worden. Vooral de Wenerrassen worden dan houtachtig en droog. Een normale diameter bij de oogst is tussen 6 en 10 cm, bij benadering de grootte van een appel.
In de koelkast bewaren koolrabi’s redelijk goed, als je het blad er eerst afhaalt en de knollen in een plastic zak stopt. Voor langdurige bewaring kan je ze inkuilen volgens de systemen die bij sluitkolen uitgelegd werden.
Gescheurde, misvormde, opengespleten knollen zijn niet echt ziek maar hebben een onregelmatige groei gekend. Ze zijn nog prima te eten.


8. Zaadteelt
De bloeiwijze van koolrabi is kleiner dan die van de andere koolsoorten. Verbastering is echter goed mogelijk. Voor zaadteelt zaai je in juni, overwinter je de knollen op een vorstvrije plaats en plant je ze in april weer uit. Hou alleen de drie sterkste bloeistengels over.
 

Uit: Handboek Ecologisch Tuinieren, Velt.

Berichten over deze plant