MijnTuin.org
Wil je gepersonaliseerde informatie ontvangen over jouw tuin?
Heb je reeds een MijnTuin.org account? Aanmelden
Registreer je nu gratis!
Foto: Warmoes Warmoes Warmoes +

Groeit in 1385 tuinen

Latijnse naam
Beta vulgaris var. cicla
Andere benamingen
Snijbiet
Hoogte
0 - 50 cm
Planten tags

Algemene omschrijving

Warmoes of snijbiet is een zusje van suikerbiet, rode biet en voederbiet, maar wordt voor blad en stengel geteeld. Het is een weinig bekend gewas dat ook weinig gekweekt wordt. Nochtans heeft die groente vele voordelen: ze is gemakkelijk te telen, groeit snel, neemt weinig plaats in, wordt zelden aangetast en is bovendien heel lekker. Het jonge blad smaakt wat naar spinazie en wordt ook zo bereid. In Engeland noemt men deze groente trouwens spinach beet of perpetual spinach. De bladstelen kan je in stukjes snijden, gaarkoken en daarna nog even stoven en opdienen met witte saus of tomatensaus. Je kan het jonge blad ook rauw eten in een gemengde sla.

1. Zaad
De zaden van warmoes zoals je ze in het zaadpakje vindt, zijn in feite de vruchtjes van de plant. Elke vrucht of vruchtkluwen bestaat uit een kurkachtig omhulsel dat een drietal zaden (soms meer, soms minder) omvat. Dit wil dus zeggen dat er uit elk kluwen een drietal plantjes opkomen waarvan er achteraf twee moeten worden verwijderd. 1 g zaad bevat een zestigtal kluwens.

2. Teeltwijzen
We kunnen twee teeltwijzen onderscheiden: de teelt van het jonge blad en de bij ons meer verspreide teelt van de brede, platte bladstelen, die ook wel ribben worden genoemd. Warmoes zaai je altijd ter plaatse.

Blad
Voor de teelt van het blad kan je zaaien vanaf half maart tot half augustus op rijen met 20-25 cm tussen de rijen en om de 2-3 cm één zaadkluwen.

Bladsteel
Hier is het de bedoeling brede, platte, bleekgekleurde tot witte bladstelen voort te brengen. Die bladstelen kunnen erg breed worden. Deze planten worden met een ruime zaaiafstand gekweekt, zodat ze tot een fors gewas kunnen uitgroeien. Hiervan worden meestal enkel de dikke bladstelen gegeten, hoewel je er ook een deel van het jonge blad kan bijvoegen. Voor de teelt van de bladsteel zaai je pas vanaf half april. Aangezien de planten zich hier veel forser moeten ontwikkelen, wordt er met een veel ruimere rijafstand gezaaid, namelijk 40-45 cm. Ook in de rij wordt dunner gezaaid: je legt één kluwen om de 5 cm of je kan ook om de 30 cm twee kluwens leggen. Door later uit te dunnen komen de planten op een afstand van 40 x 30 cm te staan.
Mensen die verzot zijn op warmoes kunnen de teelt natuurlijk vervroegen door in februari al in de koude bak te zaaien. Zaai echter nooit te veel warmoes ineens, want je staat er van verstomd hoeveel je kan oogsten van een paar vierkante meter.

3. Rassen
Blad
Het belangrijkste ras is Gewone Groene.

Bladstelen
De voornaamste rassen voor de teelt van de bladribben zijn Goudgele Witribbige (ook Gele of Blonde Witribbige), Donkergroene Gekrulde Witribbige, Donkergroene Gladde Witribbige, alle drie met witte bladstelen en de Rhubarb Chard met rode bladstelen. Deze laatste heeft het voordeel minder snel vezelig te worden.
Bright Lights (Multicoloré) geeft bladstelen in roze, rood, geel en oranje.
Het ras Lucullus gebruik je zowel voor de teelt van het jonge blad als voor de teelt van de bladribben.

4. Standplaats
Warmoes groeit op alle grondsoorten op voorwaarde dat ze niet te droog zijn. Wel vraagt ze een stevige bemesting, liefst met halfverteerde compost. Bij warmoes die voor het blad gekweekt wordt, kan er tussen de verschillende oogsten een weinig bijgemest worden met compost of organische handelsmeststoffen. Warmoes hoort thuis op het perceel van de bladgewassen en komt beter niet op de plaats waar het vorig seizoen rode biet heeft gestaan omdat ze tot dezelfde familie behoren.

5. Teeltzorgen
Veel extra werk komt er bij de teelt van warmoes niet kijken. Je moet wel uitdunnen: van de 2 of 3 plantjes die uit één kluwen komen, moet je de zwakste verwijderen en slechts 1 stevig plantje behouden. Later moet je nog uitdunnen om de bladrassen op 3-5 cm te zetten en de rassen die voor de bladsteel gekweekt worden op 30-35 cm. Voor de bladrassen is dit uitdunnen niet strikt noodzakelijk, het kan eventueel zonder.
Na 1 keer, hoogstens 2 keer hakken of schoffelen is het gewas dichtgegroeid en heb je er wat dat betreft geen werk meer aan.

6. Oogst en bewaring
Warmoes geteeld voor het blad, wordt met een mes afgesneden als het gewas 15 cm hoog is. Snij niet te dicht bij de grond, dan wordt het hart van de plant niet beschadigd en schiet de stoppel vrij snel terug op. Zo kan je 2 tot 3 weken later een tweede keer oogsten. Met een lichte bijbemesting met compost of organische handelsmeststoffen, kan je van zulk gewas meerdere malen oogsten.
Warmoes geteeld voor de ribben, wordt meestal in één keer geoogst, hoewel niets je belet om bv. slechts enkele stelen van een plant af te plukken. Een volwassen warmoesplant geeft immers een enorm grote portie.
Warmoes verdraagt een lichte nachtvorst. Je kan oogsten tot de vorst invalt. Wil je wat warmoes bewaren voor de winter, dan kan je het gewas begin oktober rooien met een kluit en in een groeve brengen zodat de stengels onder het grondniveau komen en er hoogstens nog wat blad uitsteekt. Bij vorstweer moet je dan wel beschutting aanbrengen met stro en plastic. Op die manier kan je de warmoes wel enkele weken bewaren maar niet veel langer. Ook kan je de planten met een kluit terug uitplanten in de serre of koude bak.

7. Zaadteelt
Bieten, dus ook warmoes, zijn kruisbestuivers. De wind verspreidt hun stuifmeel. Om verbastering te vermijden, teel je dus nooit zaad van warmoes en van rode biet in hetzelfde seizoen. Je laat ook nooit twee verschillende warmoesrassen naast elkaar bloeien. Voor de zaadteelt wordt er in juni-juli een speciale zaaibeurt uitgevoerd. De mooiste exemplaren laat je ter plaatse overwinteren. Bij strenge vorst zal het loof afsterven maar na de winter komen de bladeren terug en schiet de plant in zaad. De bloeistengel moet gesteund worden. In augustus - september zijn de zaden rijp. De afgesneden stengels hang je op een goedverluchte plaats te drogen.

Uit: Handboek Ecologisch Tuinieren, Velt

Berichten over deze plant