Foto: ivan claeys/Waarnemingen.be
https://nl.wikipedia.org/wiki/Grote_boterbloem
http://wilde-planten.nl/grote%20boterbloem.htm
http://www.floravannederland.nl/planten/grote_boterbloem/
http://waarnemingen.be/soort/photos/7296
http://waarneming.nl/soort/photos/7296
Uit den zeer krachtigen, doch korten wortelstok, komen een of meer bebladerde, in de onderste knoopen niet zelden wortels schietende, stijve rechtopstaande, ronde, holle stengels. Uit de onderste knoopen komen vaak krachtige uitloopers.
De stengel is op vochtige plaatsen onbehaard, op drogere aangedrukt fijn behaard. De bladen zitten aan korte, scheedeachtige bladstelen, terwijl de bovenste zittend zijn en aan den voet met hunne scheeden den stengel half omvatten. Zij zijn alle, behalve de onderste, die soms ondergedoken zijn en die rond-eirond of hartvormig-eirond zijn, zeer lang, lancetvormig, glanzend, meest geheel glad met verwijderde tanden en loopen in een dikke punt uit.
De bloemen zitten weder aan het einde van den stengel en der takken, zijn groot (de grootste van alle Ranunculussoorten). De kelkbladen zijn eirond, uitgehold, geelachtig en fijn behaard. De kroonbladen zijn omgekeerd eirond, gaafrandig, dooiergeel, sterk glanzend. De meeldraden zijn ook geel, evenals de stempels. De vruchtjes zijn omgekeerd eirond, samengedrukt, gerand, meest glad, met een breeden, kort zwaardvormigen snavel. 60-120 cM. Juni-Augustus.
Biologische bijzonderheden
Deze bloem is proterogynisch en wordt door vliegen bestoven. Ook hier buigen zich de meeldraden naar buiten, als zij rijp zijn, zoodat zelfbestuiving moeilijk plaats kan grijpen, doch kruisbestuiving treedt op, als vliegen naar het midden der bloem komen aangevlogen, daar het stuifmeel, dat zij hebben, afgeven aan de stempels, terwijl zij dan over de meeldraden naar den honig kruipen en zoo weer nieuw stuifmeel opnemen.
Volksnamen
In Salland is de plant als egelgras of groot egelgras bekend.
Voorkomen in Europa en in Nederland
Deze hygrophile plant wordt aan waterkanten en ook in moerassen, die een veenachtigen bodem bezitten, aangetroffen. Op dergelijke plaatsen wordt zij ook in ons land gevonden, vooral op zandgrond en rivierklei, doch is lang niet zoo algemeen als de vorige. Echter ontbreekt zij in geen enkele provincie.
Ranúnculus = het verkleinwoord van rana: kikvorsch dus kikvorschje en slaat op het groeien van vele soorten bij het water, soms zelfs ten deele er in.
língua = tong en is een reeds bij Plinius gebruikte naam.
Bron; blz. 201, deel 2 van de Flora van Nederland 1909-1911 (3 delen) door H. Heukels.