MijnTuin.org
Wil je gepersonaliseerde informatie ontvangen over jouw tuin?
Heb je reeds een MijnTuin.org account? Aanmelden
Registreer je nu gratis!
Foto: Blauwe Atlasceder

Groeit in 30 tuinen

Latijnse naam
Cedrus atlantica 'Glauca'
Andere benamingen
Cedrus libani subsp. atlantica 'Glauca'
Hoogte
1 - 1000 cm
Winterhard
Ja
PH
Neutraal
Vochtigheid
Normaal
Licht
Zon, halfschaduw
Evergreen
Bladhoudend
Planten tags

Algemene omschrijving

Een der mooiste coniferen voor solitairgebruik. Jonge planten zijn eerder schaars vertakt, met schuin opgerichte takken. Later groeit deze boom meer gevuld met licht overhangende zijtakken.

Ceders worden meestal als solitairboom gebruikt. Sommige variëteiten kunnen uitgroeien tot grote bomen met een machtige kruin. De naalden staan in kleine bundeltjes langs de takken. De grote rechtop staande zaadkegels verschijnen pas op latere leeftijd. Alhoewel ze weinig eisen aan de bodem stellen, vrezen ze natte gronden. (Bron: Plantenkweker.be)

Het is een in Frankrijk gewonnen cultivaar van de populaire atlasceder. Het is een grote wintergroene conifeer met een breed piramidale habitus en horizontaal gelaagde takken, die op latere leeftijd wat gaan afhangen. De bladeren bestaan uit stijve, spitse blauwgroene naalden met een zilvergrijze waas, aan jonge takken staan ze solitair, aan oudere takken in rozetten. Anders dan vele andere coniferen bloeit deze Atlasceder in de herfst met roze mannelijke en groene vrouwelijke bloemkegels, later gevolgd door rechtopstaande tonvormige tot eironde kegels met een uitholling bovenaan. De kegels rijpen 2 jaar aan de boom alvorens uiteen te vallen. De Blauwe Atlasceder houdt van een standplaats in volle zon of lichte schaduw en lichte, goed doorlaatbare grond, hij is goed winterhard, droogtetolerant, verdraagt luchtvervuiling, zeewind en is ook toepasbaar in stedelijke omgeving. (Bron: Willaert.be)

Deze geografische ondersoort van Cedrus libani is een snelgroeiende grote boom met op latere leeftijd horizontaal staande takken. Van nature groeiend op droge, kalkrijke berghellingen in het Atlasgebergte in noordwest Afrika. De stam is eerst nog grijs en glad maar wordt bij oude bomen ruwer. Later in kleine plaatjes loslatend waardoor de roodbruine bast vrij komt. De vertakking is vrij los en open en de twijgen zijn eerst nog grijsgroen tot grijsbruin maar worden in het tweede jaar grijs. De naalden staan in bundels van 20 - 40 bijeen en zijn 2 - 2,5 cm lang. In de herfst verschijnen de opstaande kegels. Jonge kegels zijn groen maar kleuren later paarsbruin tot bruin. Deze ceder verlangt veel zon en kan goed tegen luchtvervuiling. (Bron: Vandeberk.nl)

  • Blad: Stijve, spitse, blauwgroene naalden met zilvergrijze waas staan solitair aan nieuw hout en in rozetten aan meerjarig hout
  • Bladhoudend: Ja
  • Toepassing en gebruik: Solitair, grote tuin, park, wintergroene tuin, wintertuin, landschapstuin, openbaar groen
  • Grondsoort: Alle, zure, neutrale, licht kalkrijke, goed doorlaatbare grond, zand, leem, klei
  • Grondwater: droog, normaal
  • Hoogte: 15m tot 25m (volw. na 50j)
  • Breedte: 8 tot 10m
  • Vorm: Breed pyramidaal met horizontaal gelaagde takken, die op later leeftijd onderaan meer gaan afhangen
  • Standplaats:: Volle zon, lichte schaduw, alle orientaties behalve noordelijke
  • Snoeien: Nooit !, geen snoei nodig.
  • Ziektegevoelig: Neen, weinig last van ziektes
  • Kustplant: Ja, redelijk
  • Winterhardheid: Ja, usda 6b,9 (jonge planten beschermen tegen vorst). Verdraagt een temperatuur tot -20 gr. C.