Kleine tot middelgrote (130cm) bladverliezende struik met een bossige sterk vertakte vorm, gedoornde twijgen en hartvormige middengroene zachtbehaarde drie tot vijflobbige bladeren.
Deze kruisbes bloeit in april en mei met groengele bloemen in hangende trossen later gevolgd door lichtgroene bessen einde juni, begin juli.
Standplaats in volle zon of halfschaduw en een goed doorlaatbare, licht vochtige grond.
Deze plant is goed winterhard, niet echt droogtetolerant, lokt vlinders en bijen en heeft soms last van bladluizen en kevers.
Deze kruisbes is wel redelijk resistent tegen Amerikaanse meeldauw (witziekte) .
Wintersnoei: zwakke en kruisende takken verwijderen.
Zomersnoei: takken inkorten en teveel aan grondscheuten dunnen.