Narcis

Algemene omschrijving

Meest toegepaste voorjaarsbloeier. De meeste soorten zijn goed winterhard. Het geslacht telt een 30-tal soorten die overwegend voorkomen in het westelijke deel van het Middellandse Zeegebied. Daarom zijn ze bij ons beperkt winterhard. De meeste soorten bloeien in het vroege voorjaar of tot het eind van de lente.
Er zijn 2 grote groepen: de hoge en de lage soorten. De lage soorten zijn vooral geschikt voor rotstuinen en stellen bijzondere eisen aan de groeiplaats. De hogere soorten zijn makkelijker en doen het altijd goed op een diep gespitte, doorlatende grond in de zon of lichte halfschaduw. Narcissen zijn al eeuwen zeer in trek. Komen ook dikwijls al verwilderd voor. Narcissen behoren tot de makkelijke bloembollen. Wanneer u ze vroeg genoeg hebt geplant kunnen ze reeds de tuin rond eind februari opfleuren. Het sortiment aan kleuren en rassen is bijzonder groot. Elk jaar komen daar nog nieuwe rassen bij. Narcissen combineren heel goed met vaste planten, tussen en onder heesters of onder bomen. Verschillende soorten zijn geschikt voor verwildering. Van dit geslacht worden talrijke soorten en diverse bastaarden gekweekt.
Narcissen worden sinds de 19 de eeuw in Engeland en Ierland gekweekt. Daarna in Amerika en Nederland. Er zijn nu zo´n 10.000 rassen geregistreerd, waardoor een indeling nodig werd.
Sinds 1977 worden narcissen onderverdeeld in 12 groepen. De 10 belangrijkste zijn: trompetnarcissen, grootkronige narcissen, kleinkronige narcissen, gevuldbloemige narcissen, triandrus-narcissen, cyclaambloemige narcissen, jonquilla-narcissen, tazette-narcissen, poeticus-narcissen en wilde soorten en vormen.
Verzorging: Narcissen worden best niet te laat geplant, het best tussen half september en half oktober.
Wanneer na enkele jaren de bloei achteruitgaat, haal je in juni de bollen uit de grond, dit is na het vergelen van het loof. Deel de bollen, maak ze schoon en herplant de gezondste exemplaren.