Alle pimpernoten, waarvan er een stuk of tien soorten bestaan, zijn winterhard. Hier, in Europa, groeit Staphylea pinnata. Als we verder naar het oosten gaan krijgen we Staphylea colchica uit de Kaukasus. De soorten die je het gemakkelijkst kunt krijgen zijn de Europese Staphylea pinnata, met geveerd blad en de Kaukasische Staphylea colchica.
De struik groeit het best op zonnige plaatsen, maar doet het ook goed in halfschaduw. Ze hebben voedsel- en humusrijke, enigszins vochtige grond nodig die ook kalkhoudend kan zijn. Ze zijn vrij van ziekten. Van de harde zaden kan men snoeren rijgen.
Bloeiende pimpernoten ruiken naar hyacinten met daar doorheen een vleugje kruidnagel en een hint van pasgeperste sinaasappel.
In de herfst verkleurt het blad naar stralend geel voordat het afvalt.