MijnTuin.org
Wil je gepersonaliseerde informatie ontvangen over jouw tuin?
Heb je reeds een MijnTuin.org account? Aanmelden
Registreer je nu gratis!
Foto: Radijs (algemeen) Radijs (algemeen)

Groeit in 8033 tuinen

Latijnse naam
Raphanus sativus subsp. sativus
Andere benamingen
Raphanus sativus var. radicula
Hoogte
0 - 20 cm
Winterhard
Matig, Neen
PH
Neutraal
Vochtigheid
Vochtig
Licht
Zon, halfschaduw
Evergreen
Bladverliezend
Planten tags

Algemene omschrijving

Radijzen – hier en daar in Vlaanderen knollekes genoemd – zijn één van de oudste cultuurplanten. In Egypte werden ze al gegeten vóór de tijd van de pyramiden, in China worden ze ook al vele duizenden jaren geteeld. Ook bij Grieken en Romeinen was de radijs een belangrijk voedingsgewas. Of het in al deze gevallen om radijs of rammenas ging, is niet duidelijk en ook van weinig belang: beide groenten zijn vormen van dezelfde plantensoort: radijs is de variëteit radicula, rammenas var. niger. De grens tussen beide variëteiten is echter niet scherp.

In onze streken hebben de radijzen waarschijnlijk hun intrede gedaan in de 16e eeuw. Voor de tuinliefhebber is radijs altijd een prettige teelt die zelden de mist in gaat. Eén van de eerste groenten die je kleine kinderen kan laten zaaien is trouwens radijs. Niet omdat ze zo op de smaak uit zijn, maar wel omdat de opkomst zelden teleurstelt en de groeiperiode kort en dus overzichtelijk is.

Radijsjes worden vooral op prijs gesteld als ze lekker knapperig zijn. Naargelang het ras en de groeiomstandigheden zijn ze meer of minder pikant. Die speciale, pikante smaak wordt veroorzaakt door ¬allylisothiocyanaat, een bestanddeel van mosterdolie. Radijsjes kan je zo uit het vuistje eten, bij de boterham, in salades, maar ook in gestoofde en gekookte bereidingen, bijvoorbeeld in aardappelpuree of gekookt als bloemkool. Het loof is ook eetbaar.

1. Plant
Radijs is een eenjarige kruidachtige plant van hetzelfde geslacht als knopherik. Het gewas wordt ongeveer 10-15 cm hoog. De jonge bladeren zijn niet ingesneden. Het oudere blad, dat te voorschijn komt als de plant al aan het doorschieten is, is diep ingesneden.

Strikt plantkundig gezien, is het radijsje zelf een verdikking van het korte stengelgedeelte tussen wortel en kiemblad en dus een knol. Toch spreekt men meestal van een verdikte penwortel. Het dunne worteltje onder de radijs noemt men de staart.
Vorm en kleur van de knol verschillen naargelang de rassen: rond, halflang of lang, en rood, rozerood, paarsrood, onderaan wit bovenaan rood, of geheel wit.

2. Teeltwijzen
Radijs komt het best tot haar recht in het vroege voorjaar en in de nazomer. Ze wordt steeds in kleine hoeveelheden ter plaatse gezaaid en is na 4 tot 8 weken oogstbaar.

Vroege teelt
Vanaf begin februari kan je al radijsjes zaaien in de platte bak of onder plastic; in de koude serre al vanaf half januari. Als de nachttemperatuur echter lange tijd onder 5°C blijft, valt de groei min of meer stil. ‘s Nachts afdekken met krantenpapier of vezelvliesdeken kan het effect van de kou verminderen. Anderzijds moet je zeker op tijd luchten. Want in het voorjaar is er weinig licht, maar als de zon erdoor komt, loopt de temperatuur onder glas snel op. Die combinatie zorgt voor veel loof en weinig knol aan onze radijzen. Na 6 tot 8 weken kan je oogsten.

Eind februari begin maart kan je de eerste radijsjes buiten zaaien. Je kan om de twee weken een beetje zaaien, tot half april.

Latere zaaibeurten rekenen we bij de minder aan te raden zomerteelt. Dan groeien de radijzen zo snel dat de meeste rassen gauw voos worden. Bij warm weer schieten ze dan ook gemakkelijk door. En bovendien is het risico op een aanval door de koolvlieg groter. Wie in april, mei of juni toch radijzen wil zaaien, zoekt het best een beschaduwd plekje en neemt het ras Cherry Belle of IJskegel.

Herfstteelt
In juli of augustus kan je nog een keer zaaien. De rassen voor zomer- en herfstteelt voldoen hier het best, hoewel het ook kan met de andere.

3. Rassen
Naargelang vorm en kleur onderscheiden we verschillende types. Onder glas is het van belang rassen met kort loof te gebruiken. Rassen speciaal geschikt voor glasteelt, krijgen vaak het adjectief broei achter hun naam. Zij vormen weinig blad.
Radijsjes die meer blad vormen en langzamer zijn met de knolzetting, zijn geschikt voor de zomer- en herfstteelt. Zij zijn absoluut ongeschikt voor de teelt onder glas, ze vormen dan vooral loof.

Ronde rode broei
Dit ras is geschikt voor teelt onder glas.
Dat is de grootste groep. Vroege rassen zijn er bij de vleet: Saxa, Rode Scharlaken, Rode van Sézanne.
Geschikt voor herfstteelt zijn Cherry Belle, Riesen van Asperen.

Andere ronde rode
Rode rassen met een kleiner of groter wit gedeelte onderaan zijn praktisch nog alleen bij amateurs in gebruik. Deze zijn alleen geschikt voor de vroege teelt. Bekende rassen zijn National, Halfrood- Halfwit, Fakir, of met de type-naam Ronde Rode Witpunt. Een volledig wit ras, ook uitsluitend voor de vroege teelt, is Ronde Witte.

Halflange
De halflange rassen hebben een witte punt: meest verspreid zijn Halflange Rode Groot Witpunt en Flamboyant. Geschikt voor vroege- en herfstteelt. French Breakfast is voor de vroege teelt. IJskegel is een populaire halflange volledig witte radijs, met een scherpe smaak. Sommige delen dit ras in bij de rammenas. Geschikt voor alle teeltwijzen.

Chinese radijs
China Rose (rozerood): lange roze radijs voor volle¬grond.

4. Bodem
Radijzen hebben een voorkeur voor zand en zandleem. Op leem- en kleigronden ontwikkelen ze veel loof en een dikke, ruige staart. Bovendien worden ze er sneller voos en vaak paars en niet rood. Dit laatste is op zich natuurlijk geen probleem. Een behoorlijk hoge pH en goede vochtvoorziening zijn gewenst. Op gronden die gemakkelijk droog vallen, krijgen radijzen een scherpe smaak en een harig uitzicht.

5. Bemesting
Radijzen hoeven geen aparte bemesting. Stikstof zal eerder teveel dan te weinig aanwezig zijn: op stikstofrijke grond krijgen we uitbundig veel loof, maar weinig knol. Een ernstig kaliumtekort belet een optimale groei. Radijzen verdragen geen verse mest of compost.

6. Standplaats
Radijzen komen altijd voor of na een andere groente, of er tussenin. In het voorjaar en in augustus vind je gemakkelijk een plekje dat lang genoeg vrij blijft om er wat radijsjes te zaaien. Radijzen zaaien tussen groenten, zoals erwten en sla is goed mogelijk. Tegen de tijd dat de hoofdteelt de tussengezaaide radijs zou kunnen verdrukken, zijn de radijzen al lang geoogst. Combinatie met kervel schijnt nuttig te zijn tegen slakken; een combinatie met sla tegen de aardvlo. Een oude techniek is het samen uitzaaien van wortel- en radijszaad. De radijsjes kiemen snel en markeren de rijen. En voor de wortelen goed en wel boven staan zijn de radijzen al geplukt.
De vraag stelt zich of je radijs zomaar overal mag zaaien. Het is tenslotte een kruisbloemige, die ook gevoelig is voor knolvoet. Het is echter niet duidelijk of de teeltperiode lang genoeg duurt om de knolvoetschimmel toe te laten de plant aan te tasten en zich te vermenigvuldigen. Voor de eerste voorjaarszaaibeurten is er zeker geen probleem. De temperaturen zijn dan nog te laag om knolvoetontwikkeling te krijgen. Bij de herfstteelt zit de kans op knolvoet er wel in, en is het dus verstandig –zeker op lichte grond – de radijzen alleen op het perceel van de koolgewassen uit te zaaien.

7. Zaaien
Radijzen zaaien is kinderspel. Maar om kwaliteitsradijzen te krijgen is een goed uitgevoerde zaaibeurt een basisvoorwaarde. Voor de ronde radijzen is zeer ondiep zaaien ideaal: bedek het zaad maar lichtjes met grond. Halflange soorten worden tussen 1 en 2 cm diep gezaaid. Vaak zaait men radijzen breedwerpig op een klein bedje. Men harkt het uitgestrooide zaad dan lichtjes in. Het zaad ligt dan echter niet allemaal even diep, de vogels komen op het zaad af dat boven de grond blijft liggen, en het oogsten gaat toch altijd minder vlot.
Daarom is op rijtjes zaaien meer aangewezen. Laat 10 tot 15 cm tussen de rijen, en leg de zaadjes op zowat 1,5 tot 2,5 cm van elkaar, om na opkomst afstanden van 2 tot 3 cm tussen de radijzen te bekomen. Als je dichter zaait, of de opkomst is groter dan je verwacht had, moet je kort na opkomst uitdunnen om lang loof en kleine knollen te vermijden. Zeker voor de beroepsteler bestaat de kunst er echter in zo te zaaien dat het uitdunnen overbodig wordt. Met behulp van precisiezaad en machinale uitzaai slagen ze daar ook in.
De hoeveelheid zaad nodig voor 1 m2 varieert van 2 tot 9 g, met een gemiddelde van 4 g. Bij zeer vroeg zaaien, gebruikt men meer dan 4g, naarmate er later gezaaid wordt gebruikt men minder zaad. Na het zaaien druk je lichtjes aan. Tenslotte nog dit: de radijsjes van grovere zaden geven sneller een oogstbaar knolletje.

8. Teeltzorgen
Het enige waar je tijdens een kort radijzenleven op moet letten, is dat ze voortdurend in vochtige grond groeien. Droogte heeft verschillende nare gevolgen: meer aardvlooien, een te snel gevormde knol die vlugger voos is en soms zeer sterk smaakt. Als je een uitgedroogde grond opnieuw gaat begieten, hebben de radijzen bovendien de neiging om te barsten.

9. Oogst en bewaring
Radijsjes trek je gewoon met het loof uit de grond. Eens ze groot genoeg zijn, moet je ze oogsten, anders worden ze voos. Bij rassen met kort loof lijkt het blad nog erg klein, terwijl de radijsjes toch al klaar zijn. Laat je daardoor niet verrassen en begin zeker vroeg genoeg te oogsten. Beroepstelers plukken in één beweging een handvol radijzen en doen dan meteen een elastiekje rond dat busseltje in hun hand. Een normale bussel bevat zo’n 25 radijsjes.
Radijzen zijn weinig geschikt om te bewaren. Bij gewone temperaturen is het loof al na 1 dag flink achteruit gegaan. Zonder loof kan je ze in de koelkast enkele dagen goed bewaren. Maar die moeten het toch afleggen tegen de smaak van een versgeplukte radijs.


 10. Zaadteelt
De vroege radijzen zaai je zo vroeg mogelijk. Oogst op het gewone tijdstip en plant elders uit met 30 cm tussenruimte. Dat verplanten is niet zo gemakkelijk. Kort daarom het blad in tot 2-3 cm, druk de planten zeer goed aan en geef ze in het begin voldoende schaduw en water. Van voze radijzen kweek je natuurlijk geen zaad. Je kan ze herkennen aan het feit dat ze in water blijven drijven, terwijl de niet-voze zinken. Voor de rest verloopt de teelt op de gewone manier.
Van de herfstrassen zou je de knollen eerst door de winter heen moeten krijgen. Dat kan door ze in een kelder in zand te bewaren, wat erg moeilijk is. Plant uit in het voorjaar.
 

Berichten over deze plant