MijnTuin.org
Wil je gepersonaliseerde informatie ontvangen over jouw tuin?
Heb je reeds een MijnTuin.org account? Aanmelden
Registreer je nu gratis!
Foto: Kervel, echte

Groeit in 2142 tuinen

Latijnse naam
Anthriscus cerefolium
Hoogte
30 - 70 cm
Kleur
Winterhard
Matig
PH
Neutraal
Vochtigheid
Normaal, Vochtig
Licht
halfschaduw, Schaduw
Evergreen
Bladverliezend
Planten tags

Algemene omschrijving

Kervel is één van die kleine, maar heel fijne gewasjes in de tuin. Kervel is afkomstig uit Zuid-Rusland en is van daaruit via de landen rond de Middellandse Zee door de Romeinen bij ons binnengebracht. Tijdens de Middeleeuwen werden aan de plant allerlei geneeskrachtige eigenschappen toegeschreven.
Kervel is een eenjarig gewas, waarvan het blad wordt gesneden als de plant 10-15 cm hoog is. In het late voorjaar en in de zomer schiet kervel zeer snel door (langedagplant).
In de meeste landen wordt kervel meer als een kruid dan als een groente beschouwd. Bij ons heeft de plant zich een plaatsje weten te veroveren onder de groenten.
Kervel heeft een heerlijke, aromatische geur. In Vlaanderen wordt hij hoofdzakelijk als soepgroente gebruikt. Toch zijn er nog een aantal andere bereidingen waarvoor dit plantje in aanmerking komt: in kruidenboter (samen met peterselie, bieslook en dragon), in slaatjes, sauzen en in het algemeen als kruid in vele gerechten.
Bij de bereiding laat je de kervel niet meekoken, omdat een groot deel van het aroma daardoor verloren gaat.
Kervel heeft twee aanverwanten, die echter tot een ander geslacht behoren: de knolkervel (Chaerophyllum bulbosum ) en Roomse kervel (Myrrhis odorata). Knolkervel is een vrijwel onbekende groente die dikke, eetbare wortels vormt met een kervel¬aroma. Roomse kervel is een aromatisch kruid dat een anijsachtige smaak en geur heeft.

Zwartmoeskervel (Smyrnium olusatrum) is geen echte kervel, wel verwant en met dezelfde smaak. Bij het koken wordt de groente donker, vandaar de naam. Het is een oude groente die vroeger veel gebruikt werd in soep en stoofpotten.

1. Teeltwijzen

Kervel kan je over een heel lange periode zaaien. In februari, als het weer het enigszins toelaat, kan dit al onder koud glas. Vanaf maart tot half september zaai je in vollegrond. Daarna moet het opnieuw onder koud glas. In september en oktober zaai je kervel in de serre. Zo heb je de hele winter frisgroene kervel.
Omdat kervel een plant is die gaat bloeien als de dagen lang worden, zijn vooral de herfst- en de winter-teelt interessant omdat je dan over een lange periode kan oogsten. Bij deze twee teelten kan je zelfs vroeg in het voorjaar, vooraleer de plant doorschiet, nog oogsten. Bij de lenteteelt schiet het gewas meestal begin mei al door en in de zomer kan je slechts 1 tot 2 maal oogsten.
Vandaar dat je dan heel regelmatig – om de 2-3 weken – moet zaaien. Om de neiging tot door¬schieten wat af te remmen zaai je vanaf april tot eind juli op een beschaduwd, vochtig plaatsje. De winterteelt, die onder koud glas gebeurt, biedt het voordeel dat het gewas tijdens een zachte winter nog traag verdergroeit, wat nauwelijks het geval is bij de herfstteelt in de vollegrond.
Om dus een groot deel van het jaar over verse kervel te beschikken, zaai je enkele malen kleine hoeveelheden in lente en zomer en één maal een stevige hoeveelheid in de herfst. Kervel kan je ook in bloembakken kweken. Goed vochtig houden is dan wel noodzakelijk.

2. Rassen

Van kervel bestaan er 2 types: de gewone, met glad blad en de gekrulde, met gekruld blad.
Als ras van het gewone type is er Gewone, met een heel sterke smaak.
Rassen van het gekrulde type zijn Fijne Krul, Brusselse (Donkergroene) Winter en Vertissimo. Deze laatste wordt vooral voor de herfstzaai aanbevolen.

3. Bodem en bemesting

Kervel doet het op alle gronden als ze maar voldoende vochthoudend en humusrijk zijn. Op droogte-gevoelige grond zal het gewas slechts weinig blad vormen. Voor de herfst- en winterteelt is een wat leemhoudende bodem beter, op voorwaarde dat hij niet te nat wordt. Het grondwaterpeil mag dus niet te hoog komen.
Kervel heeft geen speciale bemesting nodig en kan het meestal stellen met de bemesting die de vorige teelt gekregen heeft. Tussen de verschillende oogstbeurten kan een lichte bijbemesting met goedverteerde compost nuttig zijn.

4. Standplaats

Kervel heeft een vrij korte groeiduur en vraagt slechts een geringe oppervlakte. Daarom is het niet zo belangrijk waar het gewas precies komt te staan. Meestal wordt het als voorteelt, nateelt of tussenteelt behandeld. Zorg er wel voor om kervel niet voor of na andere schermbloemigen te ¬zetten.

5. Zaaien

Kervel zaai je altijd ter plaatse: het tere wortel¬stelsel verdraagt niet goed verplanting. Je zaait zowel breedwerpig als op rijen op 10 tot 15 cm van elkaar. Er wordt 6 tot 7 g zaad per m2 gebruikt. Een andere mogelijkheid is op rijen zaaien, maar met zaaivoortjes van een 5-tal cm breed en het zaad over de breedte van het voortje verdeeld. Je krijgt dan als het ware iets tussen lijnenzaai en breedwerpige zaai in.
Hoewel het kiemvermogen van kervelzaad wel 3-4 jaar bedraagt, wordt toch aangeraden om eenjarig zaad te gebruiken. Kervel is een donker¬kiemer: de ideale zaaidiepte bedraagt 0,5-1 cm. Bij breedwerpig zaaien moet het zaad dus wat ondergehakt worden en daarna aangedrukt.
In de zomer wordt het kervelperceeltje vaak bedekt met jutezakken die grondig natgemaakt worden, om voldoende vocht voor het zaad te voorzien. Zodra het zaad gekiemd is, worden de zakken verwijderd. In droge periodes kan het ook nuttig zijn om de zaaivoortjes nat te gieten vóór het zaaien. Afhankelijk van de temperatuur kiemt kervelzaad na 2-3 weken.
Kervel dun je nooit uit.

6. Teeltzorgen

Kervel vraagt slechts weinig zorgen. Er wordt niet uitgedund. Eén keer wieden volstaat meestal; bij rijenzaai gaat dit natuurlijk vlotter dan bij breedwerpig zaaien.
Tijdens droge periodes en na een oogstbeurt moet je zeker regelmatig gieten. Kervel verdraagt best enkele graden vorst maar als streng winterweer dreigt, is het goed om het kervelperceel wat te beschutten: stro in de rijen en plastic erover zullen vorstschade meestal voorkomen.

7. Oogst en bewaring

Vanaf 6 tot 8 weken na het zaaien kan je al oogsten. Het gewas is dan 10 tot 15 cm hoog. Meestal wordt kervel met een scherp mes afgesneden op zowat 2-3 cm boven de grond.
Je kan oogsten tot het gewas in bloei schiet. Van de lenteteelt kan je meestal 2 of 3 keer snijden, van de zomerteelt slechts 1 of 2 keer. Aangezien kervel die gezaaid werd als herfst- en winterteelt, slechts het volgende voorjaar doorschiet, kan er – afhankelijk van het weer – meerdere malen van gesneden worden.
Kervel laat zich nauwelijks bewaren. Enkele dagen in de koelkast is het maximum. Drogen is mogelijk maar geeft een sterke aromavermindering. Voor de liefhebber is het dus van belang om het jaar rond verse kervel in de tuin te hebben.

8. Zaadteelt

Meestal kweek je zaad van planten die in augustus op rijen gezaaid werden en waarvan je niet oogst. Planten die vroeg doorschieten of die slecht overwinteren, verwijder je. Na de winter dun je uit tot op 5 tot 10 cm in de rij. De opschietende stengels steun je, bv. met kort rijshout. Eens de zaadstengels zwart zijn, snij je ze af en hang je ze te drogen op een luchtige plaats. Indien de planten in de winter kapotvriezen kan je ook zaad telen van in maart gezaaide kervel.
Kervel is een kruisbestuiver: als er andere soorten in de buurt staan, krijg je verbastering.

Uit: Handboek Ecologisch Tuinieren, Velt.

Berichten over deze plant