De plant komt in de natuur voor in lichte, vochtige loofbossen, lang slootkanten en greppels, maar ook in de siertuin.
De bladen zijn max. 1,5 m lang. De steel is bedekt met bruine schubben.
De sporenhoopjes zitten bij de mannetjesvaren tegen de bladnerf aan. Dit zijn grote ronde hoopjes.
Grondsoort: Humusrijke grond
Vochtigheid: Vochtig
Licht: Halfschaduw
Blad/loof: Bladverliezend