Herkenning
De eerste microscopisch kleine symptomen bestaan uit beschadigde plekjes aan de meeldraden, die na verloop van tijd tot rotting overgaan (meeldraadnecrose).
Meestal wordt de gehele bloemknop zwartrot (bloemnecrose), waarbij vooral de bovenkant van het aangrenzende topblad grasgroen is en vaak voorzien van bruine plekjes. Bij de ernstigste vorm van kernrot verteren ook de loofbladeren, te beginnen met het bovenste blad, waarbij zelfs de gehele hoofdspruit verloren kan gaan (spruitnecrose). Er lopen dan nog wel sprietige blaadjes of bloeibare spruiten (stokkenplanten) uit van de klisterbollen. Bollen met kernrot bewortelen meestal goed.
Afhankelijk van de mate waarin de spruit bij het planten is aangetast, worden na opkomst meer of minder ernstige afwijkingen geconstateerd. In geval van meeldraadnecrose groeit de plant normaal uit. Bloemnecrose is herkenbaar aan de zwarte restanten van de bloem op de top van de stengel, waarvan het bovenste lid niet boven het blad uitgroeit. De loofbladeren zijn dan heldergroen en iets glanzend.
Levenswijze
Aanvankelijk beschadigen bollenmijten de meeldraden, waarna schimmels en bacteriën een rotting veroorzaken. Onder goede, ethyleenvrije bewaaromstandigheden zijn de spruit en de bloemknop onbereikbaar voor de mijten en kan dus geen kernrot ontstaan. Onder invloed van ethyleen, wat geproduceerd kan worden door Fusarium aangetaste tulpenbollen, ontstaat er echter vroeger dan normaal ruimte tussen de bolrokken en ontstaan smallere en kortere loofblaadjes, die de jonge bloemknop ten tijde van zijn voltooiing (stadium G) niet volledig omhullen. De bloemknop wordt daardoor bereikbaar voor bollenmijten. Ze vreten de meeldraden aan, die vervolgens gaan rotten. Open spruiten ontstaan vóór september door blootstelling gedurende 1 à 2 weken aan ethyleen bij een temperatuur van tenminste 17°C.Beneden 17°C neemt het ontstaan van open spruiten en de activiteit van de mijten snel af.
Er bestaat een groot verschil in gevoeligheid voor kernrot tussen de vele cultivars. Bij bepaalde cultivars zoals `Thule', `Red Champion', `Erna Lindgren' en andere parkiettulpen kunnen ook zonder blootstelling aan ethyleen open spruiten ontstaan en wel als gevolg van bewaring bij hoge temperatuur tijdens de periode voor stadium G.
Maatregelen
- voor enige luchtcirculatie tussen de bollen zorgen en een goede ventilatie van de bewaarruimte (ethyleenconcentratie lager houden dan 0,1 dpm);
- bollen van cultivars die zonder ethyleen gemakkelijk open spruiten maken direct na de verwerking bij 17°C of onder buitenomstandigheden bewaren en de bollen zo vroeg mogelijk koelen;
- partijen met veel `zuur' extra geventileerd bewaren en desnoods uit de bewaarruimte verwijderen;
- een behandeling uitvoeren met een mijtendodend middel volgens geldende adviezen.